Uitwendige oor.

Oordop, zwemdop, gehoortest, schoonmaak reinigings vloeistof, gehoor bescherming, in ear, oor,

Het uitwendige oor is onder te verdelen in:
1. De oorschelp
2. De gehoorgang
3. Het trommelvlies als grensvlak met het middenoor
Deze onderdelen worden achtereenvolgens besproken.


1. De oorschelp
De oorschelp of `auricula`, is een uitwendige huidplooi, bestaande uit een skelet van
elastisch kraakbeen, een golvend oppervlak met richels en holten en een aanhangsel, de oorlel (`lobulus`), dat geen kraakbeen skelet heeft. De buitenrand heet de `helix`.        De diepste impressie is de `concha`. Deze wordt aan de voorzijde geflankeerd door een verhevenheid, de `tragus`.

Fig.3. De oorschelp (auricula).
De oorschelp bevindt zich excentrisch rond de gehoorgangopening en zit onder een hoek van c.a. 30 graden vast aan het hoofd. De schelp is met twee ligamenten (voor en achter) aan het slaapbeen bevestigd. Er zijn rudimentaire spiertjes aanwezig, maar die kunnen geen beweging bewerkstelligen.


2. De gehoorgang
De kraakbenige oorschelp zet zich met de huidbedekking voort in het buitenste deel van de uitwendige gehoorgang, de `meatus acusticus externus`. Dit is een buisvormig kanaal met een lengte van ongeveer 25 mm en een doorsnede van 6 tot 8 mm. Het kanaal wordt afgesloten door het trommelvlies, het `membrana tympani`. De resonantiefrequentie van de gehoorgang is 2000 à 3000 Hz. Dit frequentiegebied komt overeen met de frequenties die belangrijk zijn voor het verstaan van spraak.
Het eerste derde deel van de gehoorgang heeft een kraakbenige wand. Het dieper liggende (tweederde) deel ligt in het `os temporale` en heeft een benige wand. Aan de achterzijde (posterior) maakt deze wand deel uit van het het mastoïd (het ‘pars mastoïdea’ van het os temorale). De bekleding van het eerste deel bestaat uit huid waarin zweet- en talgklieren voorkomen (de glandulae ceruminosae). Ook zijn er haartjes in de gehoorgang die door hun beweging het oorsmeer (cerumen) naar buiten kunnen transporteren.
De gehoorgang heeft een enigszins S-vormig verloop. Van buiten naar binnen gaande is de richting horizontaal, éérst naar voren, in de richting van de neus (`anterior`), en vervolgens naar achteren (`posterior`). Daarna maakt de buis weer een flauwe bocht naar voren, maar ook naar beneden tot het afsluitend trommelvlies. De voorwand (neuszijde) van de gehoorgang heeft een directe relatie met het daarnaast liggende kaakgewricht.    De klinische betekenis is dat artrose van het kaakgewricht zich vaak manifesteert als oorpijn. Mechanische bewegingen van het kaakgewricht kunnen een vervorming van de voorwand veroorzaken en de verplaatste lucht in de oorgang kan dan als geluid worden waargenomen. De gehoorgang kan volledig tot het trommelvlies worden geïnspecteerd door de oorschelp licht naar achteren en naar boven te trekken.


3. Het trommelvlies (`membrana tympani`)
Het trommelvlies sluit de uitwendige gehoorgang af en vormt tevens de laterale begrenzing van de middenoorholte. Het is gevat in een aan de bovenzijde onderbroken kraakbenige (fibreuze) ring, de `annulus`. Het staat onder ongeveer 60 graden in de gehoorgang, scheef op het vóór-achter vlak, het `sagittale` vlak. Vanuit de gehoorgang gezien kijkt men er schuin van onderen tegen aan. Het trommelvlies is enigszins trechtervormig met een opening van 135 graden met de punt, de `umbo`, naar binnen. Het is glad en halfdoorzichtig, zodat de malleus en de incus enigszins zichtbaar zijn.

uitwendig oor oordoppen

info@eartech.nl

© 2010 - 2024 Eartech gehoorbescherming Nederland | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel